
Vertrouwen
In Matteüs 14:28-33 zitten Jezus’ leerlingen in een boot en zien Jezus op zich af komen lopen terwijl de boot door de golven wordt geteisterd. Petrus ziet Jezus en zonder erover na te denken loopt hij over het water naar Jezus toe. Wat een vertrouwen. Als het hard waait en er veel golven zijn, denk ik nog wel even twee keer na voordat ik in een boot stap, laat staan dat ik zomaar op het water stap. Maar dan wordt Petrus afgeleid door de wind en is zijn vertrouwen weg waardoor hij zinkt.
‘Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: “Heer, red me!” Meteen strekte Jezus zijn hand uit, hij greep hem vast en zei: “Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?”’
Het woordje ‘meteen’ raakt mij hier. Petrus twijfelt aan Jezus, hij is afgeleid door de wind en de golven en ziet Jezus niet meer. Als het fout dreigt te gaan, dan roept hij Jezus om hulp en meteen antwoordt Jezus door zijn hand uit te strekken naar Petrus. Wij worden ook vaak heen en weer geslingerd tussen vertrouwen op Jezus en afleidingen. Een onvervulde kinderwens kan een flinke afleiding zijn. Als je wéér niet zwanger bent, als bekenden een derde kindje krijgen of als je een miskraam krijgt.
Er wordt ons vaak gezegd dat we vertrouwen moeten hebben. Meestal bedoelen ze dan dat we erop moeten vertrouwen dat God een kind gaat geven, maar God heeft ons geen belofte gegeven zoals aan Abraham. Dus hoe kun je op die manier vertrouwen?
God zegt wél tegen ons: ‘Ik zal er zijn.’ We zijn geneigd naar de hoge golven te kijken en soms kunnen we God amper horen door de harde wind. Het is moeilijk om op God en zijn plan te vertrouwen, want wat als God geen kinderen geeft? Dan krijg je niet wat je zó graag wilt.
God kan ver weg lijken als je wordt afgeleid. Het helpt om terug te denken aan momenten dat je ervaarde dat God wel dichtbij was. Je mag ook roepen zoals Petrus: ‘Jezus, help!’ en dan strekt Jezus meteen weer zijn hand uit. Wat een geduld en wat een liefde van Hem. Richt je niet op je omgeving en de omstandigheden, maar op God.
Opdracht:
Denk terug aan momenten waarop Gods aanwezigheid wel duidelijk merkbaar was. Welke momenten kun je je herinneren? Schrijf over zo’n moment. Heb je een spreuk of bijbeltekst die je hieraan herinnert? Schrijf die op en hang hem op een plek waar je hem vaak ziet zodat je herinnerd wordt aan Gods aanwezigheid in jouw leven.
Uit © ‘Dan neem je toch een hond?’ (Rolienke van der Velde)

